Fotografie
Eigenlijk vind ik alles mooi.
Elke fase van planten en bomen fascineert me. Het zaadje, het kiemplantje, de jonge puberbloem die eigenwijs naar boven klimt, de volle stralende kroon wanneer volgroeit, het lijzige hangen: de voltooide bloei.
Het rimpelen en scheuren, het bruine geraamte dat overblijft. Zich overgeeft aan de aarde: het zal nu mogen voeden aan de wortels van het volgende seizoen. En het eindeloze herhalen hiervan!
De schoonheid overweldigt me. Telkens weer raak ik in verroering van het leven in het allerkleinste zaadje. Het kloppend plantenhart daar binnenin. Sluimerend, totdat het gewekt wordt door het prikken van de immense kracht van het zonlicht. Door de vloeiende voeding van water en donkere, bruisende organismen in de diepzwarte aarde. Als een plant een moeder zou hebben zou het niet één moeder hebben. Ze wordt gewekt, gevoed, gekoesterd, gewiegd en weer opgenomen in de schoot. Door ontembare levenskracht, in een onvatbaar geniaal en complex, perfect uitgebalanceerd samenwerken van alles.
Wanneer ik door mijn camera dit spektakel probeer te vangen balanceer ik tussen wanhoop, vervoering en eindeloze verwondering. Ik probeer niet alleen dat blaadje of die kleur te vangen. Maar alles wat trilt, alles wat meebeweegt, alles wat juicht en neuriet en zingt en danst.
En ja, waarom die wanhoop.
Omdat de tijd lijkt te razen, omdat de wereld lijkt te branden, omdat er donkere, zware tranen vloeien. Omdat mijn hart in duizend stukken uiteenvalt bij het voelen van zoveel verdriet en machteloos lijden. Omdat er een implosie plaatsvindt in het diepe.
Ik wil dit ertegenover voelen, ik moet.
Deze verstilde schoonheid, dit zinderende licht, dit leven. Het blaast de orkaan van levensmoeheid uit me. Het geeft vertrouwen. Het lijkt me te vertellen dat het allemaal een doel dient. Elke fase, elke staat van zijn in het leven van een plant, een boom, een dier, een mens, een maatschappij, een land, een planeet. Het zegt me altijd vertrouwen te houden in het proces, dat alles elke keer, opnieuw, geboren wordt.
about my photography
Actually, I find everything beautiful.
Every phase of plants and trees fascinates me. The seed, the sprout, the young “teenage” bloom that stubbornly reaches upward, the radiant crown in full bloom, the languid droop: the completed flowering.
The wrinkling and tearing, the brown skeleton that remains. Surrendering itself to the earth: it may now nourish the roots of the next season.
And the endless repetition of it all!
The beauty overwhelms me. Time and again, I am moved by the life in the tiniest seed. The beating plant-heart within. Dormant until awakened by the piercing, immense power of sunlight. By the flowing nourishment of water. The dark, bustling organisms in the deep black earth.
If a plant had a mother, it wouldn’t have just one mother. It is awakened, fed, nurtured, cradled, and then taken back into the womb. By an untamable life force, in an incomprehensibly brilliant and complex, perfectly balanced cooperation of all things.
When I try to capture this spectacle through my camera, I find myself balanced between despair, awe, and endless wonder. I try not only to capture that leaf or that color, but everything that trembles, everything that moves along, everything that rejoices and hums and sings and dances.
And yes, why that despair.
Because time seems to race, because the world seems to burn, because dark, heavy tears flow. Because my heart shatters into a thousand pieces at the feeling of so much sorrow and helpless suffering. Because there is an implosion happening deep inside, in the soil of my soul.
I want to feel this beauty as a counterpoint; I need to.
This still beauty, this vibrating light and life—it gives me hope. It blows away the hurricanes of weariness. It seems to tell me that it all serves a purpose. Every phase, every state of being in the life of a plant, a tree, an animal, a human, a society, a country, a planet. It tells me to always keep faith in the process, that everything is born anew each time.